Meten voeghardheid bij steenstrips op buiten isolatiesystemen
Tegenwoordig worden bij projecten in de nieuwbouw en de renovatie veelvuldig steenstrips op buitenisolatiesystemen aangebracht. Daarbij doet zich regelmatig de vraag voor hoe de kwaliteit van het voegwerk moet worden beoordeeld.
Meten met een Schmidt Pendelhamer
Voor baksteen metselwerk is de beoordelingsmethode vastgelegd in CUR-Aanbeveling 61:2013: ‘Het voegen en hydrofoberen van metselwerk’. De beoordeling gebeurt door middel van het meten van de voeghardheid, met een Schmidt Pendelhamer. Het meten met de Pendelhamer heeft als voordeel dat door het gewicht van de meetkop een beeld wordt verkregen over de hardheid en samenhang van de voegmortel over de volle diepte van de voeg. Bij voegwerk dat alleen aan het oppervlak een harde dichtgestreken laag heeft, en daardoor bij krassen en prikken een goede indruk maakt, wordt toch een lage voeghardheid gemeten.
Methode werkt niet bij steenstrips
Dezelfde eigenschap van de meter levert bij steenstrips op een niet steenachtige ondergrond een probleem op. Bij steenstrips die op een buitenisolatiesysteem zijn aangebracht, wordt de energie van de klap van de meetkop voor een deel geabsorbeerd door het isolatiemateriaal. De meetkop stuitert daardoor minder ver terug, hetgeen resulteert in een te lage voeghardheid.
Andere beoordelingsmethoden
De conclusie is derhalve dat de voeghardheidsmeter niet geschikt is om de kwaliteit van voegwerk te meten bij steenstrips die op een buitenisolatiesysteem of een andere niet steenachtige ondergrond zijn aangebracht. Er wordt nagedacht over andere beoordelingsmethoden voor het objectief meten van de kwaliteit van het voegwerk. Zolang daar nog geen oplossing voor is gevonden, kan het voegwerk alleen maar worden beoordeeld door krassen en prikken. Iedereen weet echter dat die beoordelingswijze geen objectieve waarden oplevert.